2000/4 Pastoraat als geestelijke verzorging in het moderne ziekenhuis
Editieredactie: Corja Menken-Bekius, Wim Rooijakkers & Wim Smeets
In 1994 werd een themanummer van dit tijdschrift gewijd aan pastoraat in instellingen. De woorden isolatie, integratie en assimilatie fungeerden daarin als ijkpunten aan de hand waarvan de positie van een pastor in instellingsverband kon worden bepaald en geëvalueerd. Het onderwerp werd voornamelijk vanuit een organisatorisch-structurele invalshoek belicht. Een van de beschreven institutionele contexten waarbinnen pastoraat wordt bedreven, was de wereld van het moderne ziekenhuis.
Inmiddels zijn we zes jaar verder. In die periode hebben zich in de gezondheidszorg ingrijpende veranderingen voorgedaan. Deze betreffen niet alleen de organisatiestructuur van het ziekenhuis, maar het hele denken over doelmatige en betaalbare medische behandeling en zorgverlening, waarbij men zich meer en meer richt op de technische en biologische aspecten van het ziek zijn. In dit nummer willen we ingaan op de vraag wat dit voor het pastoraat in deze context betekent. Voor welke keuzen en dilemma's staat de ziekenhuispastor die anno 2000 in deze omgeving werkt? Welke ruimte en mogelijkheden biedt haar plaats in het geheel van de huidige ziekenhuisorganisatie en wat betekent dat voor de inhoudelijke invulling van het pastoraat? Ziekenhuispastoraat wordt steeds vaker aangeduid met de algemene term geestelijke verzorging, waar het een variant van is. De pastor (tenzij op een eenmanspost gesitueerd) is een van de professionals die met hooguit enkele collega's een pluriform (in sommige grote ziekenhuizen multi-cultureel) samengestelde Dienst Geestelijke Verzorging vormt. Wat verenigt deze werkers en op welke punten gaan de wegen op grond van hun 'ambtshalve kwaliteit' (de identiteitsbinding aan een bepaald levensbeschouwelijk of religieus genootschap) uiteen? De twee grote onderzoeken van het Trimbos Instituut naar het beroep van de geestelijke verzorger in de gezondheidszorg (1997) en de functie-uitvoering en waardering daarvan door patiënten (1998), hebben overduidelijk de noodzaak aangetoond van de ontwikkeling van een algemeen gedeeld vakspecifiek referentiekader. De onderzochte patiënten blijken weliswaar opvallend tevreden over het functioneren van de geestelijk verzorger, maar wanneer het aankomt op het formuleren van het eigene van het beroep naar andere disciplines en het management, stuiten de onderzoekers op de term 'empathie' als meest genoemde 'specifieke deskundigheid' van de geestelijk verzorger, terwijl de kern van het beroepsmatig handelen wordt beschreven in vage uitdrukkingen als 'een eindje meelopen','luisteren' of 'zich inleven in de problematiek van de ander' (1998, 175). Als dit hiaat niet snel wordt ingevuld, zal men bij gebrek aan soortelijk gewicht gemakkelijk worden wegbezuinigd. Maar in welk domein moet zo'n overkoepelend referentiekader worden gezocht? Bij welke wetenschappelijke disciplines kan de geestelijk verzorger daarvoor te rade gaan? Bij stromingen en disciplines binnen de wijsgerige antropologie, de psychologie, de theologie? Of bij de jongste tak van sport op dit gebied: geestelijke zorgverlening als wetenschappelijke discipline (Bouwer 1998; Ter Borg 2000)? Dat laatste lijkt wellicht de meest logische keuze, maar op welke boom is die tak geënt? Voor de (voortgaande) discussie die hierover binnen de Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) wordt gevoerd, verwijzen we naar het tijdschrift Geestelijke Verzorging, in het bijzonder naar het Extra Nummer dat aan de uitkomsten van het Trimbos Onderzoek werd gewijd (september 1998). G. Heitink (2000) pleit voor de ontwikkeling van een vakspecifiek kader vanuit de hermeneutiek. Deze term spreekt de moderne mens zeer aan, maar ook de hermeneutiek van de geestelijke verzorger zal ergens in geworteld moeten zijn, wil geestelijke verzorging niet fungeren als een soort Haarlemmerolie, probaat middel voor alle kwalen waar we overigens geen medicijn voor weten.
De redactie van Praktische Theologie zag in het bovenstaande voldoende aanleiding om een themanummer aan het ziekenhuispastoraat van deze tijd te wijden. Als titel kozen we: pastoraat als geestelijke verzorging in het moderne ziekenhuis. In deze titel is de hele probleemstelling, zoals hierboven geschetst, feitelijk gegeven. Wie de vele soorten vragen overziet die door dit thema worden opgeroepen, zal begrijpen dat we hier te maken hebben met een rijkelijk complex geheel. Als redactie hebben we dan ook een keuze moeten maken uit verschillende mogelijk te volgen routes. Wat ons vooral voor ogen stond, was een overzicht van de 'status quaestionis' rond enkele grote discussiepunten die momenteel de gemoederen in het ziekenhuispastoraat beroeren. Daar zijn vragen aan verbonden als: moeten we streven naar algehele integratie in het zorgaanbod of juist de vrijplaatsfunctie krachtiger onderbouwen en profileren? Moeten we de binding aan de denominaties (zoals de kerken) loslaten als zijnde van een voorbije tijd of juist nieuw leven inblazen? Waar is de moderne patiënt het meest mee gebaat? Bij wijze van leessleutel geven wij eerst een globaal overzicht over de inhoud per artikel in de hoop dat daarmee de gevolgde route helder wordt. Wij hebben afgezien van het schrijven van een terugblik op het geheel aan het eind van de bundel omdat we daarmee reflectie op reflectie zouden stapelen. Daarbij zou een 'laatste woord' ons in de verleiding kunnen brengen om het als meeschrijvende redactie met sommige auteurs meer eens te zijn dan met andere. Het oordeel over de ingenomen posities, die hier en daar diametraal tegenover elkaar staan, laten we graag aan de lezer zelf.
Deel I
Gerben Heitink (1.1) schetst in zijn openingsartikel de opkomst van de moderne pastor als zielzorger van de individuele mens. We hebben hier niet te maken met een archaïsche figuur die nog immer ronddwaalt op het toneel van de moderne samenleving, omdat hij niet in de gaten heeft dat de bel voor zijn laatste bedrijf reeds geklonken heeft, maar met een product van de moderniteit. Het zijn de differentiatie- en individualiseringsprocessen, zoals die zich in de samenleving vanaf het begin van de negentiende eeuw beginnen af te tekenen, die ervoor hebben gezorgd dat predikantschap en priesterschap zich ontwikkelden van 'geestelijke stand' met veel maatschappelijk aanzien naar (slechts) een 'beroepsgroep'. De vraag naar het eigene van de werksoort pastoraat en de opleiding daarvoor is hier niet meer dan het logische gevolg van. Inhoudelijk situeert hij de wortels van het ziekenhuispastoraat in de klassieke voorchristelijke cura animarum, de zorg voor de ziel. Dick Bakker (1.2) schrijft over het karakter van het moderne ziekenhuis. Dat karakter is niet eenvoudig weer te geven, want vertoont buitengewoon veel aspecten en kenmerken. Na een korte historische schets bepaalt hij de aandacht van de lezer bij de algehele vertechnisering van de moderne geneeskunde. Deze karaktertrek maakt dat het woord ziekenhuis beter vervangen kan worden door behandelcentrum. Een gasthuis is het al lang niet meer. Zorg komt eigenlijk pas ter sprake wanneer de techniek het laat afweten. Deze ontwikkeling (die hand in hand gaat met schaalvergroting, streven naar doelmatigheid, verkorting van opnameduur, dagverpleging, transmuralisering en juridisering) zou niet zorgelijk behoeven te zijn als elders in de samenleving voldoende zorgalternatieven voorhanden waren. Aangezien dat niet zo is, ziet hij (medisch directeur van het AMC) het belang van goede geestelijke verzorging alleen maar toenemen.
Deel II
Deel II begint met een artikel van Wim Rooijakkers (2.1) die zijn vertrekpunt kiest in de kanteling van de organisatiestructuur van het ziekenhuis (tweede helft jaren negentig). De betekenis daarvan vertaalt hij door naar de structurele plaats en functie van het pastoraat in deze context. Om te verhelderen om welke soort keuzemomenten het hier concreet gaat, geeft hij een exemplarische beschrijving van de Pastorale Dienst van het UMC-ST. Radboud, die niet voor niets Pastorale Dienst is blijven heten. De overwegingen die hebben geleid tot deze Nijmeegse keuze, worden toegelicht. Dick van der Wel en Jos Pieper (2.2) hebben gepeild hoe het feitelijk gesteld is met de (mate van) integratie van zeventien geestelijke verzorgers die in Utrechtse ziekenhuizen werkzaam zijn. De meesten van hen zijn pastor. Na een toelichting bij het theoretische kader dat de basis voor hun onderzoek vormde, geven zij de resultaten weer. Een van hun conclusies is dat hoe jonger de pastor, des te meer het ideaal van een zo volledig mogelijke integratie wordt nagestreefd. Corja Menken-Bekius (2.3) interviewde een aantal verpleegkundigen, artsen, psychologen en maatschappelijk werkers over hun visie op een 'geïntegreerd' zorgaanbod, waarbij de aandacht van de zorgverleners uitgaat naar de hele mens met zijn biologische, psychologische, sociale en existentiële dimensies. Welke bijdrage leveren zij vanuit hun eigen discipline daaraan (of zouden ze idealiter willen leveren) en hoe denken zij over nut en noodzaak van de geestelijke verzorging? En, last but not least, welke toekomst zien zij voor de ziekenhuispastor weggelegd? Wim Smeets (2.4) vroeg vijf deelnemers aan een cursus Geestelijke verzorging in organisatie en beleid om een verbatim mee te nemen van een willekeurig gekozen kennismakingsgesprek. Deze verbatims zijn integraal in zijn artikel opgenomen en van commentaar voorzien. Drie van de gesprekken werden door pastores gevoerd, één door een humanistisch raadsvrouw en één door een imam. Men zou ze kunnen lezen als een zoekplaatje: waar zitten de verschillen? Zijn die er wel? Zo heeft de auteur ze echter niet bekeken. Hij volgt in de bespreking een eigen route, waarmee hij indirect laat zien aan welk soort referentiekader hij zich zelf oriënteert.
Deel III
Dit deel opent met een reflectie op het bovenstaande door de voorzitter van de VGVZ (Ton Hanrath 3.1). Hij kiest zijn vertrekpunt in de bipolaire grondstructuur van geestelijke verzorging om daarna te constateren dat bij Heitink de wortels van pastoraat als geestelijke verzorging kennelijk niet liggen in de christelijke verbijzondering. Tevens stelt hij vast (via Van der Wel & Pieper) dat het ambtshalve karakter van deze zorg niet langer lijkt samen te vallen met de binding aan een bepaalde denominatie. Van hieruit onderneemt hij een poging om de bipolaire structuur te overstijgen met behulp van een driedimensionaal model, waarmee de beroepsidentiteit van de geestelijk verzorger in kaart gebracht kan worden. Johan Bouwer (3.2) schrijft vanuit de geestelijke verzorging als zelfstandige wetenschappelijke discipline. Hij heeft daar een interessant beeld bij. Zoals de praktische theologie zich heeft moeten ontworstelen aan het imago slechts een 'toepassingswetenschap' te zijn, zo zal ook deze nieuwe wetenschap zich moeten emanciperen door zich met een vergelijkbare zelfverzekerdheid los te vechten uit de symbiotische relatie die zij met haar moeder de praktische theologie onderhoudt. De dochter gaat op kamers wonen. (De redactie van het tijdschrift van de moeder belooft dat ze deze dochter met belangstelling zal blijven volgen.) Voor de geestelijk verzorgers betekent dit, aldus Bouwer, dat zij zich moeten losmaken van het kerkelijke pastoraat. Anton Houtepen (3.3) is gevraagd om te schrijven vanuit de systematische theologie. Zijn uitgangspunt staat lijnrecht tegenover dat van de vorige auteur. Hij zegt het netjes, maar verbaast zich enigszins over de geringe plaats die wordt toegekend aan het Godsgeloof als basis van humanitaire zorg. Gelovige pastores, die zich gesteund weten door een geloofsgemeenschap waar zij deel van uitmaken, zullen niet aarzelen om in het ziekenhuis God ter sprake te brengen, zich met gelovige patiënten tot God te wenden en het Godsgeloof ook publiek aan de orde te stellen als appèl aan de menselijkheid. Deze basis vindt hij weinig terug, niet in het veld (voor zover hij dat kent), maar ook niet in de delen I en II van dit themanummer. Zijn concept voor het pastoraat als geestelijke verzorging is geworteld in de diaconale opdracht tot zorg aan mensen in nood, waarmee hij aan de ambtshalve kwaliteit een inhoudelijk invulling geeft die de binding aan een bepaalde denominatie overstijgt. Als laatste reflecteert Tjeu van Knippenberg (3.4.) op het thema van deze bundel vanuit een praktisch-theologisch perspectief. Hij begint met het woord perspectief zelf. De arts praat met een terminaal zieke over hetzelfde, maar elk vanuit een zeer verschillend perspectief. Wat is ervoor nodig om sprekend met elkaar vanuit verschillende perspectieven goede communicatie tot stand te brengen? Welke motieven spelen in zulke communicatie een rol? De vraag die hij aan de orde stelt is hoe pastores de oriëntatie die hen leidt bij hun waarnemen en handelen helder kunnen krijgen in relatie met al die andere perspectieven die in een ziekenhuis aanwezig zijn. In zijn betoog zoekt hij een weg tussen de polen ambtelijke binding en professionele hulpverlening, integratie en vrijplaats. Wat zeggen deze polariteiten eigenlijk over de plaats van de pastor in het ziekenhuis? Via de begrippen ruimte en tijd stelt hij dat pastores in hun concrete werk gebonden en zichzelf verbinden met gebeurtenissen die hier en nu overstijgen. Deze zijn gecentreerd in Jezus Christus en in de gemeenten die de gedachtenis aan hem levend houdt.
Met dit laatste wordt een verbinding gelegd tussen het werk van de ziekenhuispastor en dat van de gemeentepastor. In de praktijk lijken deze twee steeds minder met elkaar van doen te hebben. Toch is dat maar in beperkte zin waar. Onderzoeken hebben uitgewezen dat in het gemeentepastoraat ziekte, overlijden en rouw het hoogst scoren als probleemvelden waar de pastor dagelijks mee geconfronteerd wordt. Hoe korter de mensen in het ziekenhuis verblijven, des te groter wordt de behoefte aan opvang buiten de instelling. Het is zeer belangrijk dat zieke mensen mensen vinden en plekken waar hun existentiële vragen worden gehoord en verstaan. Inzicht in wat in het moderne ziekenhuis gaande is zal ook de gemeentepastor helpen bij het nadenken over de vraag welke taak hier voor de gemeente in de huidige samenleving ligt.
We beseffen dat in dit themanummer vele zaken onaangeroerd zijn gebleven. Om maar drie grote thema's te noemen: de medische ethiek in relatie tot het pastoraat wordt niet besproken, evenals de interreligieuze dialoog. Ook de opleiding tot geestelijk verzorger (variant pastor) blijft buiten beschouwing. Deze onderwerpen lijken ons van zulk eminent belang dat zij aparte behandeling verdienen. Ondanks deze beperking hopen we u in deze bundel voldoende stof tot nadenken aan te reiken.
INLEIDING
Corja Menken-Bekius, Wim Rooijakkers & Wim Smeets, Inleiding (349)
DEEL I
Gerben Heitink, De opkomst van de moderne pastor (356)
Dick Bakker, Het algemene ziekenhuis van onze tijd (365)
DEEL II
Wim Rooijakkers, De plaats van het pastoraat als geestelijke verzorging in de organisatie en het beleid van het algemeen ziekenhuis (375)
Dick van der Wel & Jos Pieper, De geestelijk verzorger aan de zijlijn? De integratie van de geestelijk verzorger in het algemeen ziekenhuis (392)
Corja Menken-Bekius, 'Ik denk dat mensen iets zoeken...' (408)
Wim Smeets, Kennismakingsgesprekken van geestelijk verzorgers in een algemeen ziekenhuis (420)
DEEL III
Ton Hanrath, Geestelijke verzorging in het hart van de zorg! De professionele identiteit van de geestelijk verzorger in een veranderende context (444)
Johan Bouwer, Geestelijke zorgverlening tussen esoterie en exoterie (455)
Anton Houtepen, God in het ziekenhuis (466)
Tjeu van Knippenberg, Pastoraat tussen godsdienst en gezondheid (480)
Medewerkers aan dit nummer (488):
Borg, M.B. ter. (2000). Waarom Geestelijke Verzorging? Zingeving en geestelijke verzorging in de moderne maatschappij. Nijmegen: KSGV.
Bouwer, J. (1998). Grondslagen van geestelijke zorgverlening als wetenschappelijke discipline. Zeist: CVZ.
Heitink, G. (2000). De geestelijke verzorger als hermeneut. In: Tijdschrift Geestelijke Verzorging jg. 4, 21-29
Loo, D. van der, L. Jabaaij & I. Goudriaan. (1998). De geestelijke verzorger in het algemeen ziekenhuis. Een praktijkstudie naar functie-uitvoering van geestelijk verzorgers en waardering daarvan door patiënten. Utrecht: Trimbos Instituut.
Rooijakkers, W., H. Siemerink & T. de Jong (red.). (1994). Pastoraat in instellingen. Themanummer Praktische Theologie jg. 21/2.
Roy, A. de, D. Oenema, L. Neijmeijer & G. Hutschemaekers. (1997). Beroep: geestelijk verzorger. Een verkennend onderzoek naar persoon, werk en werkplek van geestelijk verzorgers in de gezondheidszorg. Utrecht: Trimbos Instituut.
Medewerkers aan dit nummer
Bakker, dr. D.J., chirurg n.p., medisch directeur Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam-Zuidoost ()
Bouwer, prof. dr. J., pastor in ziekenhuis 'Gelderse Vallei' en bijzonder hoogleraar vraagstukken geestelijke verzorging in zorginstellingen vanwege de CVZ aan de RU te Groningen, Klinkenbergenweg 68, 8711 ML Ede ()
Hanrath, drs. A.C.H., geestelijk verzorger, hoofd Dienst Geestelijke Verzorging, voorzitter Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen, Postbus 1350, 5620 ZA Eindhoven ()
Heitink, prof. dr. G., hoogleraar praktische theologie aan de VU-Amsterdam, M.H. Tromplaan 29, 2121 XD Bennebroek ()
Houtepen, prof. dr. A., directeur van het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica te Utrecht en hoogleraar Oecumenica aan de RU- Utrecht, Louis Saalbornlaan 5, 3584 GA Utrecht ()
Knippenberg, prof. dr. M.P.J. van, hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Faculteit Tilburg, Bredaseweg 286, 5038 NN Tilburg ()
Menken-Bekius, dr. C.J., universitair docent pastorale psychologie aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de Universiteit utrecht en pastoraal supervisor, Oude Arnhemseweg 315, 3705 BG Zeist ()
Pieper, dr. J.Z.T., universitair docent psychologie aan de RU-Utrecht, Grote Gats 8, 6451 CN Onderbanken ()
Rooijakkers, drs. W.M., voorheen pastor en supervisor aan het KPV-Centrum van het UMC St. Radboud in Nijmegen, Dingostraat 94, 6531 PE Nijmegen ()
Smeets, drs. W., supervisor Klinische Pastorale Vorming en pastor aan het UMC St. Radboud in Nijmegen, wetenschappelijk medewerker afdeling empirische praktische theologie aan de Faculteit Theologie van de KU-Nijmegen, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen ()
Wel, drs. D.M., hervormd predikant in Zeist, Brugakker 6337, 3704 RG Zeist ()