Hier vindt u de jaargangen met daaronder de links naar de afzonderlijke nummers uit de jaargang
Klik op de link van het gewenste nummer en u krijgt een overzicht van dat nummer en vanaf nummer 2022/1 de mogelijkheid om het hele nummer digitaal te lezen
2001/2 Theologische theorie en praktische vorming
Redactie: Alma Lanser-van der Velde, Dick Tieleman & Evert Jonker
'En behalve (een) kostbare verzameling van leerredenen, bezat ik een dito van schetsen, die ik bijna nog hoger achtte, de zuur gewonnen vrucht van het schetsencoilege. Dat schetsencoilege, o als ik er nog aan denk, welk een arbeid het mij gekost heeft! Wat waren die schetsen netjes. Al de delen en onderdelen konden uit elkander warden genomen en weer in elkaar gezet, als een kinder-legspel... En wanneer dan de goede professor verscheen, al hadden wij er lange winteravonden met vereende krachten aan gearbeid, dan moest er toch altijd de schaaf nog eens opgezet... Wanneer ik nu deze kostbare, gepolijste schetsen in handen krijg, dan schijnen ze mij schaduwen zonder wezen, mathematische figuren zander lichaam, geraamten die nimmer geleefd hebben...'
Koetsveld, C. E. van. (1978). Schetsen uit de pastorie te Mastland (1843). Wageningen. pp. 43 v.
In deze herkenbare ervaring gaat het over het maken van preek-schetsen, die kennelijk rond 1840 van de academie werden meegenomen naar de eerste gemeente. Van Koetsveld vat zijn probleem beknopt samen: 'onze hogescholen zijn wel geschikt om godgeleerden te vormen, maar leraars vormen ze niet' (44). Het is komisch te lezen hoe hij in de pastorie worstelt om het geleerde voorbereidingsschema in praktijk te brengen. De gemeente blijkt een goede en harde leerschool te zijn voor zijn wijze van preken. Zo doende wordt uit 'de theologant en retor een dorpspredikant geboren' (46). Daarmee valt voor hem dc theologie niet weg, maar 'het is niet genoeg dat de predikant ingenomen is met de zaak waarvan hij spreekt; hij moet ook gehecht zijn aan de mensen, waartoe hij spreekt. Hoc zijn die mensen? Waartoe komen ze? Hoe horen ze ons?' (47v.).
Ook al is het voorbeeld van preken typisch protestants, ver-zuchtingen over het onpraktische van de theologiestudie klinken de eeuwen door. Van Koetsveld beseft dat de scholing ook in de pastorie doorgaat. Hij onderscheidt - met moderne termen gezegd - tussen dc theologische theorie (leerredenen), de praktische vorming in een preekschetscollege en de leerschool van de praktijk. En passant geeft hij een visie op de predikant die bemiddelt tussen de zaak en de hoorders. Daarmee raakt hij aan de ingrediënten van ons themanummer, waarin de rol van de theologische theorie in de praktische vorming wordt verkend.
Bij praktische vorming denken we aan dat onderdeel van de theologiestudie, waarin de praktijk in de vorm van stages, supervisie, trainingen en praktische oefeningen in het vizier komt. We hebben het over een vorm van 'learning by doing', die de attitude van de pastor versterkt, gericht is op vaardigheden en werkt met kennis en inzicht. Onder theologische theorie verstaan we een samenhangend geheel van uitspraken, die in het spanningsveld tussen enerzijds de wereld van bijbel en traditie en anderzijds de wereld van nu zijn ontstaan en verwoord. Het theologische karakter van de theorie houdt in dat in de samenhangende beschouwing de wereld wordt bezien in relatie tot God. Aangezien we van doen hebben met christelijke theologie, zijn de herinnering en verwachting die in de theologische theorie zijn gearticuleerd fundamenteel en historisch verbonden met het Exodusgebeuren en het leven, het sterven en de opstanding van Jezus Christus. Op het veld van de praktische vorming werken theologische theorie en de praktijk op elkaar in. We hopen dat de bijdragen laten zien dat in de praktische vorming de theologische theorie in actu een rol speelt.
De overkoepelende vraagstelling van dit themanummer luidt: welke rol speelt theologische kennis in de praktische vorming van de pastor? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, hebben we enkele opleiders gevraagd voor ons op te schrijven hoe in de door hen begeleide praktische oefeningen, training, supervisie of nascholing de relatie tussen inhoud en praktijk gestalte krijgt. We hopen dat we langs deze weg ook meer inzicht krijgen in de visie van de auteurs op de relatie tussen theorie en praktijk, die schuilgaat in deze (beschrijving van) praktische oefeningen, supervisie, training en nascholing. Deze vraag, zo blijkt uit de bijdragen, is gecompliceerder dan we tijdens de voorbereiding reeds bevroedden. Dat komt mede doordat in de beantwoording van de vraag andere dimensies niet buiten beschouwing konden blijven, zoals de veronderstelde leertheorie, het beroepsbeeld van de pastor en spirituele en persoonsvormen.de aspecten.
Onze aanpak is exemplarisch. We beperken ons tot praktische vorming in een universitaire setting en tot nascholing op Hydepark jn de Klinische Pastorale Vorming en de Pastoraal Psychologische Leergang. Uiteraard gaat onze probleemstelling ook op voor HBO-instellingen en voor andere nascholingsmogelijkheden zoals de cursus contextueel pastoraat. We hebben de praktische vorming niet of nauwelijks in relatie gebracht tot het onderwijs in de andere vakken van de theologische encyclopedie en evenmin verbonden met de vernieuwingen die op stapel staan met de invoering van het bachelors en masters. Ons tijdschrift besteedde eerder aandacht aan de professionaliteit van de pastor, zoals in het themanummer De pastor als theoloog. Over de betekenis van theologische theorie voor het pastoraal handeten (1998/3). We verwijzen verder alleen nog naar de discussie tussen Zondag en Schilderman over de bekwaamheid en professionaliteit van de pastor (PT 1999/5) en naar een artikel, dat J. Schilderman en anderen schreven over de pastorale bekwaamheid als kerkelijke survival-strategie (1995/2). lngrijpende veranderingen in kerk en samenleving leiden tot herbezinning op de opleiding tot pastor. Van der Ven schreef er een boek over (Pastoraal perspectief. Vorming tot reflectief pastoraat, Kampen 2000).
Dit themanummer bestaat uit drie delen. In het eerste deel (interviews) spreken we met vier pastores, twee mannen en twee vrouwen.Twee van hen hebben de opleiding een aantal jaren gelden afgerond en zijn als basispastor werkzaam (Bas van der Graaf en Margot Strack Schijndel). Een pastor (Jan Groot), op dit moment geestelijk verzorger in een instelling, volgde de Klinische Pastorale Vorming (KPV). De vierde, ook een basispastor (Astrid Gouma) deed niet alleen mee aan de KPV, maar rondde ook de Pastoraal Psychologische Leergang (PPL) af. We vragen deze pastores naar de wisselwerking tussen theorie en praktijk in hun opleiding, nascholing en in hum praktisch handelen. Aan het slot van dit deel worden op basis van deze interviews enkele lijnen getrokken. Tegelijk wordt een brug geslagen naar het tweede deel.
In het tweede deel doen opleiders verslag (opleiding en nascholing). Hen is gevraagd naar de opzet en omvang van de cursus, naar de plaats in het geheel van de praktische vorming, naar de visie op de relatie tussen theologische theorie en praktijk, eventueel gerelateerd aan de visie op de kerk en op ambt, persoon en professionaliteit van de pastor.
De lezer ontvangt inzicht in een cursus praktische ecclesiologie met een observatiestage in gemeenten met een evangelisch-charismatische insiag (Henk de Roest). Vervolgens laat Ciska Stark ons in de keuken kijken van een liturgisch-homiletisch practician in het afrondingsjaar van de predikantsopleiding. Ze maakt ons ook deelgenoot van de verwerking van deelnemers. Daarna beschrijft Ab Polspoel hoe in de supervisie in de pastorale opleiding de hermeneutische competence wordt verworven en hoe daarin verlegenheden ten aanzien van de geloofsinhoud en de eigen rol aan het licht komen. Dan volgen drie artikelen over dc nascholing. Theo Witkamp komt met een overzicht van de verplichte en vrijwillige nascholing van predikanten op het theologisch seminarium Hydepark. Hij formuleert onder andere een reeks competenties, waaraan Hydepark een bijdrage beoogt te leveren. In het artikel over de Klinische Pastorale Vorming worden we tevens geïnformeerd over de veranderingen van de context, die consequenties hebben voor de opzet van deze 75 jaar oude manier van vorming met haar interactie tussen de living human documents (patiënten en pastores) en dc theologische modellen en begrippen (Sjaak Korver). De KPV richt zich op de professionele biografie. Met de vraag: wie ben ik als pastor en wat heb ik professioneel te bieden in mijn specifiek organisatorische context, komt de theologische theorie aan bod. Daarna laat Lia Vergouwen zien hoe in de Pastoraal Psychologische Leergang met name pastoraalpsychoiogische theorie en het praktisch handelen van pastores zijn verbonden en ook hoe de supervisie daarin een plek heeft. Ze geeft een voorbeeld van de worsteling van een pastor met de relatie tussen theologische kennis en pastoraal-psychologische inzichten. Een analyse van de beschrijvingen van de opleiders in hcl perspectief van de relatie tussen theologische theorie en praktische vorming besluit dit deel.
In het laatste deel (reflecties) worden drie aspecten nader uitgewerkt. Anke Hoenkamp benadrukt de achtergrond en het belang van persoonsvorming en spiritualiteit. Alma Lanser bespreekt de verhouding tussen theorie en praktijk vanuit twee verschillende visies op leerprocessen. Haar betoog is een pleidooi voor een opvatting over leren, waarin denken en handelen als eenheid worden beschouwd. Zo wordt voorkomen dat theologische kennis wordt losgemaakt van de concrete context. Dick Tieleman schetst de ontwikkeling van de praktische vorming. Ze is ontworpen vanuit de praktische theologie, hetgeen ook haar zwakte is. Verder staat hij stil bij de theologische status van de praktische vorming en ten slotte toont hij aan hoe theologische keuzes in hoge mate bepalend zijn voor de praktische vorming in de opleiding. Het hele artikel door houdt hij het profiel van de pastor van morgen in gedachten.
INLEIDING
Evert Jonker, Ter inleiding. Theologische theorie en praktische vorming
DEEL I - INTERVIEWS
Evert Jonker, Ten diepste gaat het om levenskunst. Interview met Has van der Graaf
Alma Lanser, Als een vis in het water. Interview met pastor Margot Strack van Schijndel
Dick Tieleman, De snaren bijstemmen. Gesprek met Jan M. Groot, r.-k. pastor
Evert Jonker, Het Seven moet er in zitten. Interview met Astrid Gouma
Evert Jonker, Theorie en praktijk in vier interviews - Intermezzo I
DEEL II - OPLEIDING EN NASCHOLING
Henk de Roest, Theorie en praktijk in de praktische ecclesiologie
Ciska Stark, Leren voorgaan in de liturgie
Arthur Polspoel, Praktische Vorming Pastoraat. Over het verwerven van hermeneutische competence
Theo Witkamp, Praktijk en theorie in de verplichte en vrijwillige nascholing op het Theologisch Seminarium Hydepark
Sjaak Korver, Theologie in de Klinische Pastorale Vorming
Lia Vergonwen, De Pastoraal Psychologische Leergang. Een grotere zekerheid en een geringer weten
Evert Jonker, Theorie en praktijk in opleiding en nascholing - Intermezzo II
DEEL III - REFLECTIES
Anke Hoenkamp-Bisschops, Persoonsvorming en spirituele vorming van de pastor in opleiding
Alma Lanser, Denken en doen. De verhouding theorie en praklijk in de praktische vorming van de pastor
Dick Tieleman, Praktische vorming in de theologische opleiding. Bestandsopname en kritische reflectie
2001/1
Kees de Groot, Religieuze organisaties in meervoud. Mogelijkheden voor 'de kerk' in de huidige Nederlandse samenleving (5-24)
Dit artikel biedt een systematisch overzicht van de mogelijkheden die religieuze organisaties hebben om zich op stellen in een omgeving waarin religieuze participatie niet meer vanzelf spreekt. Het maakt daartoe ten eerste onderscheid tussen twee typen organisatie (de lidmaatschapsorganisatie en de dienstverleningsorganisatie) waarmee twee soorten doelstellingen met betrekking tot de omgeving corresponderen: werving en dienstverlening. Ten tweede maakt het onderscheid tussen de doelgroep van sterk religieus geïnteresseerden en van matig religieus geïnteresseerden. Aldus wordt een typologie geconstrueerd die helpt om zicht te krijgen op de mogelijkheden en de dynamiek van religieuze organisaties. Daarmee daagt de auteur tevens al diegenen uit die nadenken over de opstelling die de kerk zou moeten innemen om hun kerkvisie te expliciteren en te verantwoorden, ook met het oog op de empirische gestalte waarmee het parochie- of gemeentemodel van hun voorkeur verbonden is.
Rein Nauta, Mensen maken de kerk. Over de identiteit van de plaatselijke gemeente (25-40)
In dit artikel wordt betoogd dat de identiteit van de gemeente niet primair een kwestie is van activiteiten en structuren, van strategieën en beleid, maar dat de identiteit van de gemeente een persoonlijke is, een zaak van personen. De identiteit van de gemeente wordt bepaald door attractie tussen mensen. Het zijn de mensen die er bijeenkomen die het eigene van het leven in de gemeente bepalen. Mensen die bepaalde voorkeuren hebben en die delen met anderen. Drie kwesties zullen aan de orde worden gesteld. De eerste twee hebben te maken met het proces van identiteitsvorming en de consequenties daarvan voor het functioneren van de gemeente. De laatste heeft te maken met de vraag wat het aantrekkelijke is van gemeentevorming en hoe een kerkelijke gemeente een plaats kan blijven waar het aangenaam vertoeven is. Tot besluit worden enkele praktische conclusies getrokken.
Fred van Iersel, Zinloos geweld als praktisch-theologisch vraagstuk (41-70)
De auteur onderzoekt welke bijdrage vanuit de praktische theologie kan worden geleverd aan het reageren op zinloos geweld. Daartoe schetst hij eerst het probleem (1), vervolgens het verschijnsel zingeving (2), om daarna de aandacht te richten op geweld als aandachtsgebied in de praktische theologie (3). Ten slotte formuleert hij een perspectief op kerkelijk en pastoraal beleid betreffende zinloos geweld (4).
Gerard Rouwhorst, Rituelen in overvloed (71-85)
Uitgebreide boekbespreking van: Lukken, G. (1999). Rituelen in overvloed. Een kritische bezinning op plaats en gestalte van het christelijk ritueel in onze cultuur. Baarn: Gooi & Sticht.
Paul Post, Personen en patronen. Literatuurbericht liturgiewetenschap (86-110)
Lijst van medewerkers (4):
Groot, dr. C.N. de, medewerker kerkopbouw aan het DPC Rotterdam en docent sociologie aan de opleiding Theologie en Levensbeschouwing, Fontys Hogeschool, locatie Amsterdam, p/a Hang 16, 3011 GG Rotterdam ()
Iersel, dr. A.H.M. van, bijzonder hoogleraar geestelijke verzorging bij de krijgsmacht aan de Theologische Faculteit Tilburg, Rubensstraat 63, 3817 EB Amersfoort ()
Nauta, dr. R., hoogleraar godsdienst- en pastoraalpsychologie aan de Theologische Faculteit Tilburg, Landsteinerweg 23, 9761 HE Eelde ()
Post, dr. P.G.J., hoogleraar liturgiewetenschap aan de Theologische Faculteit Tilburg, A. Paulownalaan 5, 1412 AK Naarden ()
Rouwhorst, dr. G.A.M., hoogleraar liturgiegeschiedenis aan de Katholieke Universiteit te Utrecht ()
2000/5
Joos van Vugt, Na de ommekeer. Mensen met HIV na de introductie van de combinatietherapie (491)
Hans Siemerink, Seks, geloof en rituelen: de bagage van een aidspastor. In gesprek met een aidspastor (508)
Carlo Leget, Innerlijke ruimte en levenseinde. Pastoraat en de omgang met morele problemen in de terminale zorg (521)
Gerben Heitink, Ontwikkelingen in de praktische theologie (9). Een kroniek (538)
Jan Hendriks, Literatuuroverzicht gemeenteopbouw (3) (559)
2000/4 Pastoraat als geestelijke verzorging in het moderne ziekenhuis
Editieredactie: Corja Menken-Bekius, Wim Rooijakkers & Wim Smeets
In 1994 werd een themanummer van dit tijdschrift gewijd aan pastoraat in instellingen. De woorden isolatie, integratie en assimilatie fungeerden daarin als ijkpunten aan de hand waarvan de positie van een pastor in instellingsverband kon worden bepaald en geëvalueerd. Het onderwerp werd voornamelijk vanuit een organisatorisch-structurele invalshoek belicht. Een van de beschreven institutionele contexten waarbinnen pastoraat wordt bedreven, was de wereld van het moderne ziekenhuis.
Inmiddels zijn we zes jaar verder. In die periode hebben zich in de gezondheidszorg ingrijpende veranderingen voorgedaan. Deze betreffen niet alleen de organisatiestructuur van het ziekenhuis, maar het hele denken over doelmatige en betaalbare medische behandeling en zorgverlening, waarbij men zich meer en meer richt op de technische en biologische aspecten van het ziek zijn. In dit nummer willen we ingaan op de vraag wat dit voor het pastoraat in deze context betekent. Voor welke keuzen en dilemma's staat de ziekenhuispastor die anno 2000 in deze omgeving werkt? Welke ruimte en mogelijkheden biedt haar plaats in het geheel van de huidige ziekenhuisorganisatie en wat betekent dat voor de inhoudelijke invulling van het pastoraat? Ziekenhuispastoraat wordt steeds vaker aangeduid met de algemene term geestelijke verzorging, waar het een variant van is. De pastor (tenzij op een eenmanspost gesitueerd) is een van de professionals die met hooguit enkele collega's een pluriform (in sommige grote ziekenhuizen multi-cultureel) samengestelde Dienst Geestelijke Verzorging vormt. Wat verenigt deze werkers en op welke punten gaan de wegen op grond van hun 'ambtshalve kwaliteit' (de identiteitsbinding aan een bepaald levensbeschouwelijk of religieus genootschap) uiteen? De twee grote onderzoeken van het Trimbos Instituut naar het beroep van de geestelijke verzorger in de gezondheidszorg (1997) en de functie-uitvoering en waardering daarvan door patiënten (1998), hebben overduidelijk de noodzaak aangetoond van de ontwikkeling van een algemeen gedeeld vakspecifiek referentiekader. De onderzochte patiënten blijken weliswaar opvallend tevreden over het functioneren van de geestelijk verzorger, maar wanneer het aankomt op het formuleren van het eigene van het beroep naar andere disciplines en het management, stuiten de onderzoekers op de term 'empathie' als meest genoemde 'specifieke deskundigheid' van de geestelijk verzorger, terwijl de kern van het beroepsmatig handelen wordt beschreven in vage uitdrukkingen als 'een eindje meelopen','luisteren' of 'zich inleven in de problematiek van de ander' (1998, 175). Als dit hiaat niet snel wordt ingevuld, zal men bij gebrek aan soortelijk gewicht gemakkelijk worden wegbezuinigd. Maar in welk domein moet zo'n overkoepelend referentiekader worden gezocht? Bij welke wetenschappelijke disciplines kan de geestelijk verzorger daarvoor te rade gaan? Bij stromingen en disciplines binnen de wijsgerige antropologie, de psychologie, de theologie? Of bij de jongste tak van sport op dit gebied: geestelijke zorgverlening als wetenschappelijke discipline (Bouwer 1998; Ter Borg 2000)? Dat laatste lijkt wellicht de meest logische keuze, maar op welke boom is die tak geënt? Voor de (voortgaande) discussie die hierover binnen de Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) wordt gevoerd, verwijzen we naar het tijdschrift Geestelijke Verzorging, in het bijzonder naar het Extra Nummer dat aan de uitkomsten van het Trimbos Onderzoek werd gewijd (september 1998). G. Heitink (2000) pleit voor de ontwikkeling van een vakspecifiek kader vanuit de hermeneutiek. Deze term spreekt de moderne mens zeer aan, maar ook de hermeneutiek van de geestelijke verzorger zal ergens in geworteld moeten zijn, wil geestelijke verzorging niet fungeren als een soort Haarlemmerolie, probaat middel voor alle kwalen waar we overigens geen medicijn voor weten.
De redactie van Praktische Theologie zag in het bovenstaande voldoende aanleiding om een themanummer aan het ziekenhuispastoraat van deze tijd te wijden. Als titel kozen we: pastoraat als geestelijke verzorging in het moderne ziekenhuis. In deze titel is de hele probleemstelling, zoals hierboven geschetst, feitelijk gegeven. Wie de vele soorten vragen overziet die door dit thema worden opgeroepen, zal begrijpen dat we hier te maken hebben met een rijkelijk complex geheel. Als redactie hebben we dan ook een keuze moeten maken uit verschillende mogelijk te volgen routes. Wat ons vooral voor ogen stond, was een overzicht van de 'status quaestionis' rond enkele grote discussiepunten die momenteel de gemoederen in het ziekenhuispastoraat beroeren. Daar zijn vragen aan verbonden als: moeten we streven naar algehele integratie in het zorgaanbod of juist de vrijplaatsfunctie krachtiger onderbouwen en profileren? Moeten we de binding aan de denominaties (zoals de kerken) loslaten als zijnde van een voorbije tijd of juist nieuw leven inblazen? Waar is de moderne patiënt het meest mee gebaat? Bij wijze van leessleutel geven wij eerst een globaal overzicht over de inhoud per artikel in de hoop dat daarmee de gevolgde route helder wordt. Wij hebben afgezien van het schrijven van een terugblik op het geheel aan het eind van de bundel omdat we daarmee reflectie op reflectie zouden stapelen. Daarbij zou een 'laatste woord' ons in de verleiding kunnen brengen om het als meeschrijvende redactie met sommige auteurs meer eens te zijn dan met andere. Het oordeel over de ingenomen posities, die hier en daar diametraal tegenover elkaar staan, laten we graag aan de lezer zelf.
Deel I
Gerben Heitink (1.1) schetst in zijn openingsartikel de opkomst van de moderne pastor als zielzorger van de individuele mens. We hebben hier niet te maken met een archaïsche figuur die nog immer ronddwaalt op het toneel van de moderne samenleving, omdat hij niet in de gaten heeft dat de bel voor zijn laatste bedrijf reeds geklonken heeft, maar met een product van de moderniteit. Het zijn de differentiatie- en individualiseringsprocessen, zoals die zich in de samenleving vanaf het begin van de negentiende eeuw beginnen af te tekenen, die ervoor hebben gezorgd dat predikantschap en priesterschap zich ontwikkelden van 'geestelijke stand' met veel maatschappelijk aanzien naar (slechts) een 'beroepsgroep'. De vraag naar het eigene van de werksoort pastoraat en de opleiding daarvoor is hier niet meer dan het logische gevolg van. Inhoudelijk situeert hij de wortels van het ziekenhuispastoraat in de klassieke voorchristelijke cura animarum, de zorg voor de ziel. Dick Bakker (1.2) schrijft over het karakter van het moderne ziekenhuis. Dat karakter is niet eenvoudig weer te geven, want vertoont buitengewoon veel aspecten en kenmerken. Na een korte historische schets bepaalt hij de aandacht van de lezer bij de algehele vertechnisering van de moderne geneeskunde. Deze karaktertrek maakt dat het woord ziekenhuis beter vervangen kan worden door behandelcentrum. Een gasthuis is het al lang niet meer. Zorg komt eigenlijk pas ter sprake wanneer de techniek het laat afweten. Deze ontwikkeling (die hand in hand gaat met schaalvergroting, streven naar doelmatigheid, verkorting van opnameduur, dagverpleging, transmuralisering en juridisering) zou niet zorgelijk behoeven te zijn als elders in de samenleving voldoende zorgalternatieven voorhanden waren. Aangezien dat niet zo is, ziet hij (medisch directeur van het AMC) het belang van goede geestelijke verzorging alleen maar toenemen.
Deel II
Deel II begint met een artikel van Wim Rooijakkers (2.1) die zijn vertrekpunt kiest in de kanteling van de organisatiestructuur van het ziekenhuis (tweede helft jaren negentig). De betekenis daarvan vertaalt hij door naar de structurele plaats en functie van het pastoraat in deze context. Om te verhelderen om welke soort keuzemomenten het hier concreet gaat, geeft hij een exemplarische beschrijving van de Pastorale Dienst van het UMC-ST. Radboud, die niet voor niets Pastorale Dienst is blijven heten. De overwegingen die hebben geleid tot deze Nijmeegse keuze, worden toegelicht. Dick van der Wel en Jos Pieper (2.2) hebben gepeild hoe het feitelijk gesteld is met de (mate van) integratie van zeventien geestelijke verzorgers die in Utrechtse ziekenhuizen werkzaam zijn. De meesten van hen zijn pastor. Na een toelichting bij het theoretische kader dat de basis voor hun onderzoek vormde, geven zij de resultaten weer. Een van hun conclusies is dat hoe jonger de pastor, des te meer het ideaal van een zo volledig mogelijke integratie wordt nagestreefd. Corja Menken-Bekius (2.3) interviewde een aantal verpleegkundigen, artsen, psychologen en maatschappelijk werkers over hun visie op een 'geïntegreerd' zorgaanbod, waarbij de aandacht van de zorgverleners uitgaat naar de hele mens met zijn biologische, psychologische, sociale en existentiële dimensies. Welke bijdrage leveren zij vanuit hun eigen discipline daaraan (of zouden ze idealiter willen leveren) en hoe denken zij over nut en noodzaak van de geestelijke verzorging? En, last but not least, welke toekomst zien zij voor de ziekenhuispastor weggelegd? Wim Smeets (2.4) vroeg vijf deelnemers aan een cursus Geestelijke verzorging in organisatie en beleid om een verbatim mee te nemen van een willekeurig gekozen kennismakingsgesprek. Deze verbatims zijn integraal in zijn artikel opgenomen en van commentaar voorzien. Drie van de gesprekken werden door pastores gevoerd, één door een humanistisch raadsvrouw en één door een imam. Men zou ze kunnen lezen als een zoekplaatje: waar zitten de verschillen? Zijn die er wel? Zo heeft de auteur ze echter niet bekeken. Hij volgt in de bespreking een eigen route, waarmee hij indirect laat zien aan welk soort referentiekader hij zich zelf oriënteert.
Deel III
Dit deel opent met een reflectie op het bovenstaande door de voorzitter van de VGVZ (Ton Hanrath 3.1). Hij kiest zijn vertrekpunt in de bipolaire grondstructuur van geestelijke verzorging om daarna te constateren dat bij Heitink de wortels van pastoraat als geestelijke verzorging kennelijk niet liggen in de christelijke verbijzondering. Tevens stelt hij vast (via Van der Wel & Pieper) dat het ambtshalve karakter van deze zorg niet langer lijkt samen te vallen met de binding aan een bepaalde denominatie. Van hieruit onderneemt hij een poging om de bipolaire structuur te overstijgen met behulp van een driedimensionaal model, waarmee de beroepsidentiteit van de geestelijk verzorger in kaart gebracht kan worden. Johan Bouwer (3.2) schrijft vanuit de geestelijke verzorging als zelfstandige wetenschappelijke discipline. Hij heeft daar een interessant beeld bij. Zoals de praktische theologie zich heeft moeten ontworstelen aan het imago slechts een 'toepassingswetenschap' te zijn, zo zal ook deze nieuwe wetenschap zich moeten emanciperen door zich met een vergelijkbare zelfverzekerdheid los te vechten uit de symbiotische relatie die zij met haar moeder de praktische theologie onderhoudt. De dochter gaat op kamers wonen. (De redactie van het tijdschrift van de moeder belooft dat ze deze dochter met belangstelling zal blijven volgen.) Voor de geestelijk verzorgers betekent dit, aldus Bouwer, dat zij zich moeten losmaken van het kerkelijke pastoraat. Anton Houtepen (3.3) is gevraagd om te schrijven vanuit de systematische theologie. Zijn uitgangspunt staat lijnrecht tegenover dat van de vorige auteur. Hij zegt het netjes, maar verbaast zich enigszins over de geringe plaats die wordt toegekend aan het Godsgeloof als basis van humanitaire zorg. Gelovige pastores, die zich gesteund weten door een geloofsgemeenschap waar zij deel van uitmaken, zullen niet aarzelen om in het ziekenhuis God ter sprake te brengen, zich met gelovige patiënten tot God te wenden en het Godsgeloof ook publiek aan de orde te stellen als appèl aan de menselijkheid. Deze basis vindt hij weinig terug, niet in het veld (voor zover hij dat kent), maar ook niet in de delen I en II van dit themanummer. Zijn concept voor het pastoraat als geestelijke verzorging is geworteld in de diaconale opdracht tot zorg aan mensen in nood, waarmee hij aan de ambtshalve kwaliteit een inhoudelijk invulling geeft die de binding aan een bepaalde denominatie overstijgt. Als laatste reflecteert Tjeu van Knippenberg (3.4.) op het thema van deze bundel vanuit een praktisch-theologisch perspectief. Hij begint met het woord perspectief zelf. De arts praat met een terminaal zieke over hetzelfde, maar elk vanuit een zeer verschillend perspectief. Wat is ervoor nodig om sprekend met elkaar vanuit verschillende perspectieven goede communicatie tot stand te brengen? Welke motieven spelen in zulke communicatie een rol? De vraag die hij aan de orde stelt is hoe pastores de oriëntatie die hen leidt bij hun waarnemen en handelen helder kunnen krijgen in relatie met al die andere perspectieven die in een ziekenhuis aanwezig zijn. In zijn betoog zoekt hij een weg tussen de polen ambtelijke binding en professionele hulpverlening, integratie en vrijplaats. Wat zeggen deze polariteiten eigenlijk over de plaats van de pastor in het ziekenhuis? Via de begrippen ruimte en tijd stelt hij dat pastores in hun concrete werk gebonden en zichzelf verbinden met gebeurtenissen die hier en nu overstijgen. Deze zijn gecentreerd in Jezus Christus en in de gemeenten die de gedachtenis aan hem levend houdt.
Met dit laatste wordt een verbinding gelegd tussen het werk van de ziekenhuispastor en dat van de gemeentepastor. In de praktijk lijken deze twee steeds minder met elkaar van doen te hebben. Toch is dat maar in beperkte zin waar. Onderzoeken hebben uitgewezen dat in het gemeentepastoraat ziekte, overlijden en rouw het hoogst scoren als probleemvelden waar de pastor dagelijks mee geconfronteerd wordt. Hoe korter de mensen in het ziekenhuis verblijven, des te groter wordt de behoefte aan opvang buiten de instelling. Het is zeer belangrijk dat zieke mensen mensen vinden en plekken waar hun existentiële vragen worden gehoord en verstaan. Inzicht in wat in het moderne ziekenhuis gaande is zal ook de gemeentepastor helpen bij het nadenken over de vraag welke taak hier voor de gemeente in de huidige samenleving ligt.
We beseffen dat in dit themanummer vele zaken onaangeroerd zijn gebleven. Om maar drie grote thema's te noemen: de medische ethiek in relatie tot het pastoraat wordt niet besproken, evenals de interreligieuze dialoog. Ook de opleiding tot geestelijk verzorger (variant pastor) blijft buiten beschouwing. Deze onderwerpen lijken ons van zulk eminent belang dat zij aparte behandeling verdienen. Ondanks deze beperking hopen we u in deze bundel voldoende stof tot nadenken aan te reiken.
INLEIDING
Corja Menken-Bekius, Wim Rooijakkers & Wim Smeets, Inleiding (349)
DEEL I
Gerben Heitink, De opkomst van de moderne pastor (356)
Dick Bakker, Het algemene ziekenhuis van onze tijd (365)
DEEL II
Wim Rooijakkers, De plaats van het pastoraat als geestelijke verzorging in de organisatie en het beleid van het algemeen ziekenhuis (375)
Dick van der Wel & Jos Pieper, De geestelijk verzorger aan de zijlijn? De integratie van de geestelijk verzorger in het algemeen ziekenhuis (392)
Corja Menken-Bekius, 'Ik denk dat mensen iets zoeken...' (408)
Wim Smeets, Kennismakingsgesprekken van geestelijk verzorgers in een algemeen ziekenhuis (420)
DEEL III
Ton Hanrath, Geestelijke verzorging in het hart van de zorg! De professionele identiteit van de geestelijk verzorger in een veranderende context (444)
Johan Bouwer, Geestelijke zorgverlening tussen esoterie en exoterie (455)
Anton Houtepen, God in het ziekenhuis (466)
Tjeu van Knippenberg, Pastoraat tussen godsdienst en gezondheid (480)
Medewerkers aan dit nummer (488):
Borg, M.B. ter. (2000). Waarom Geestelijke Verzorging? Zingeving en geestelijke verzorging in de moderne maatschappij. Nijmegen: KSGV.
Bouwer, J. (1998). Grondslagen van geestelijke zorgverlening als wetenschappelijke discipline. Zeist: CVZ.
Heitink, G. (2000). De geestelijke verzorger als hermeneut. In: Tijdschrift Geestelijke Verzorging jg. 4, 21-29
Loo, D. van der, L. Jabaaij & I. Goudriaan. (1998). De geestelijke verzorger in het algemeen ziekenhuis. Een praktijkstudie naar functie-uitvoering van geestelijk verzorgers en waardering daarvan door patiënten. Utrecht: Trimbos Instituut.
Rooijakkers, W., H. Siemerink & T. de Jong (red.). (1994). Pastoraat in instellingen. Themanummer Praktische Theologie jg. 21/2.
Roy, A. de, D. Oenema, L. Neijmeijer & G. Hutschemaekers. (1997). Beroep: geestelijk verzorger. Een verkennend onderzoek naar persoon, werk en werkplek van geestelijk verzorgers in de gezondheidszorg. Utrecht: Trimbos Instituut.
Medewerkers aan dit nummer
Bakker, dr. D.J., chirurg n.p., medisch directeur Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam-Zuidoost ()
Bouwer, prof. dr. J., pastor in ziekenhuis 'Gelderse Vallei' en bijzonder hoogleraar vraagstukken geestelijke verzorging in zorginstellingen vanwege de CVZ aan de RU te Groningen, Klinkenbergenweg 68, 8711 ML Ede ()
Hanrath, drs. A.C.H., geestelijk verzorger, hoofd Dienst Geestelijke Verzorging, voorzitter Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen, Postbus 1350, 5620 ZA Eindhoven ()
Heitink, prof. dr. G., hoogleraar praktische theologie aan de VU-Amsterdam, M.H. Tromplaan 29, 2121 XD Bennebroek ()
Houtepen, prof. dr. A., directeur van het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica te Utrecht en hoogleraar Oecumenica aan de RU- Utrecht, Louis Saalbornlaan 5, 3584 GA Utrecht ()
Knippenberg, prof. dr. M.P.J. van, hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Faculteit Tilburg, Bredaseweg 286, 5038 NN Tilburg ()
Menken-Bekius, dr. C.J., universitair docent pastorale psychologie aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de Universiteit utrecht en pastoraal supervisor, Oude Arnhemseweg 315, 3705 BG Zeist ()
Pieper, dr. J.Z.T., universitair docent psychologie aan de RU-Utrecht, Grote Gats 8, 6451 CN Onderbanken ()
Rooijakkers, drs. W.M., voorheen pastor en supervisor aan het KPV-Centrum van het UMC St. Radboud in Nijmegen, Dingostraat 94, 6531 PE Nijmegen ()
Smeets, drs. W., supervisor Klinische Pastorale Vorming en pastor aan het UMC St. Radboud in Nijmegen, wetenschappelijk medewerker afdeling empirische praktische theologie aan de Faculteit Theologie van de KU-Nijmegen, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen ()
Wel, drs. D.M., hervormd predikant in Zeist, Brugakker 6337, 3704 RG Zeist ()
2000/3
Cor Arends, 'Gelooft u in de here Jezus, pastor?' De christologie van H.M. Kuitert in contextueel perspectief gelezen. (251)
Alexander Veerman, Waar hebben mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld behoefte aan? (266)
Herman Noordegraaf, Van bedeling naar gerechtigheid. Ontwikkelingen in het diaconaat na de invoering van de Algemene Bijstandswet (280)
Kick Bras, De spiritualiteit van de pastor (302)
Evert Jonker, Over morele en godsdienstige vorming in een plurale context. Literatuurbericht godsdienstpedagogiek, godsdienstdidactiek en catechetiek (314)
Meer artikelen …
- 2000/2 De lerende enkeling en de lerende gemeente
- 2000/1
- 1999/5
- 1999/4 - Inspirerend leiderschap
- 1999/3 Neergang van de kerken, opgang van de religie?
- 1999/2 Voorganger in de liturgie
- 1999/1
- 1998/4 Pastoraat en veranderende relaties
- 1998/3 De pastor als theoloog. Over de betekenis van theologische theorie voor het pastoraal handelen
- 1998/2
- 1998/1 Inloopcentrum
- 1997/5 'Het verhaal gaat'. Reflecties bij de bijbelse hervertelling van Nico ter Linden
- 1997/4 De twee petten van de prediker. Over het effect van exegetische methode op de prediking
- 1997/3 'Urban mission'
- 1997/2 Breuken en bruggen. Herkenbare kerkelijke presentie in de samenleving
- 1997/1 Refelcties bij HIV en aids
- 1996/5
- 1996/4 Thuis raken in geloof
- 1996/3 Postmodernisme en kerkelijk beleid
- 1996/2 Pastoraat en levensbeëindiging
- 1996/1
- 1995/5
- 1995/4 Leesrooster: stapsteen of struikelblok?
- 1995/3 Mystiek en pastoraat
- 1995/2 De toekomst van het pastorale beroep. Hoe blijf ik als pastor overeind?
- 1995/1
Subcategorieën
2023 - jaargang 50
Jaargang 50 - 2023
2023/4 Een voorschot op de toekomst
klik op bovenstaande link voor het overzicht van dit nummer en het downloaden van de artikelen
2023/3 Oorlog en vrede
klik op bovenstaande link voor het overzicht van dit nummer en het downloaden van de artikelen
2023/2 Theologie aarden
klik op bovenstaande link voor het overzicht van dit nummer en het downloaden van de artikelen
2023/1 Slavernijverleden en racisme
klik op bovenstaande link voor het overzicht van dit nummer en het downloaden van de artikelen
2022 - jaargang 49
Jaargang 49 - 2022
2022/4 Als 't Danst...
klik op bovenstaande link voor het overzicht van dit nummer en het downloaden van de artikelen
2022/3 Opleidingssupervisie
klik op bovenstaande link voor het overzicht van dit nummer en het downloaden van de artikelen
2022/2 Kwetsbaarheid
klik op bovenstaande link voor het overzicht van dit nummer en het downloaden van de artikelen
2022/1 Handelen, denken, delen
klik op bovenstaande link voor het overzicht van dit nummer en het downloaden van de artikelen
1997 - jaargang 24
1997/5 'Het verhaal gaat'. Reflecties bij de bijbelse hervertelling van Nico ter Linden
1997/4 De twee petten van de prediker. Over het effect van exegetische methode op de prediking
1997/3 'Urban mission'
1997/2 Breuken en bruggen. Herkenbare kerkelijke presentie in de samenleving
1997/1 Refelcties bij HIV en aids
Pagina 18 van 24