Beperkt zijn de bijdragen in dit themanummer ook, omdat binnen de protestantse en evangelische kerken bij nader inzien natuurlijk weer talloze eigen subculturen met daarbij behorende gewoontes, verwachtingen, normen en waarden te onderscheiden zijn. Kerkverlating in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) is anders dan die binnen de Gereformeerde Gemeenten. Deze verschillen komen niet in extenso aan bod.
Het is daarom goed om te vermelden dat de artikelen voortkomen uit lezingen die gehouden zijn op een symposium getiteld ‘Mij niet meer gezien. Over stille kerkverlating’, gehouden op 15 november 2019 in de Sint Annakapel te Kampen en georganiseerd door de Theologische Universiteit Kampen (TUK) in samenwerking met weetwatjegelooft.nl. Aanleiding voor dit symposium was een onderzoek dat gedaan is door het Praktijkcentrum, verbonden met de TUK en Hogeschool Viaa te Zwolle. Daarin stond het verschijnsel centraal dat heel wat kerkleden ‘stilletjes’ door de achterdeur verdwijnen. Er zijn geen grote conflicten, het is geen kerkscheuring, ze vloeien vrijwel geruisloos uit het ledenbestand van een lokale gemeente.
Beperkt zijn de bijdragen echter ook, omdat een verrijkend gesprek hierover tussen denominaties en door praktisch-theologen vanuit meerdere perspectieven gevoerd had kunnen worden. Zo waren noch remonstranten noch rooms-katholieke sprekers op het symposium aanwezig. Mogelijk levert dit nummer stof op voor een dergelijke gedachtewisseling in de toekomst.

 

Generaties en kerkverlating

De eerste twee artikelen geven inzicht in de feiten. Merijn Wijma overziet vanuit haar promotiestudie grote delen van de demografische ontwikkelingen in het gereformeerde veelstromenland vanaf ongeveer 1900. Zij schetst deze ontwikkelingen en laat zien dat de sinds 2000 ingezette krimp niet alleen te maken heeft met kerkverlating. Hayo Wijma beschrijft het onderzoek naar ‘Stille kerkverlating’ dat in een aantal lokale kerken gedaan is. Inzicht gevend hierbij is de toepassing van het generatie-onderzoek van Aart Bontekoning, waardoor dynamieken binnen kerken voor een deel begrepen en verklaard kunnen worden. Met deze twee bijdragen wordt de werkelijkheid van kerkverlating benoemd, waarop in de volgende bijdragen gereflecteerd wordt.

 

Jongeren, thuisgevoel en lidmaatschap

Ronelle Sonnenberg (PThU) verkent kerkverlating vanuit het perspectief van het jongerenwerk. Hoewel uit de cijfers blijkt dat kerkverlating zeker niet uitsluitend onder jongeren plaatsvindt, levert de adolescentiefase wel op dat velen afstand nemen van hun kerkelijke socialisatie. Sonnenberg laat de stand van zaken rond het onderzoek hiernaar zien en buigt het perspectief om naar de ‘kerkblijvers’. Wat bezielt hen om te blijven?
Bram de Muynck (TUA/Driestar) wijst op het belang van ‘je thuis voelen’, en betrekt een nieuw perspectief op kerkverlating: vanuit de motivatiepsychologie valt er verhelderend licht op het belang van dat thuisgevoel. Vooral vanuit onderzoek naar voorwaarden waaraan voldaan moet worden om basisbehoeften te vervullen, zijn lessen te trekken voor kerk-zijn.
Marijn Vlasblom (Baptisten Seminarium) bespreekt vanuit zijn eigen onderzoek een element dat samenhangt met kerkverlating: op welke manier blijken betrokken evangelicale baptisten hun geloofsontwikkeling te verbinden met (kerk)lidmaatschap? Ruimte voor de echte – en dus complexe – ervaring van geloven lijkt een belangrijke voorwaarde voor gezond kerk-zijn.

 

Missionaire uitdaging

Een derde blok wordt gevormd door bijdragen van Stefan Paas (VU/TUK) en Annemiek de Jonge (VU/Viaa). Paas tekent de globale achtergrond van kerkverlating als ‘secularisatie’ en vraagt zich af of deze situatie niet in belangrijke mate als een missiologisch gegeven moet worden verdisconteerd in gesprekken over kerkverlating. Staat niet altijd en overal, en zelfs principieel, de keuzevraag uit Johannes 6:67 in onze tijd centraal: ‘Willen jullie soms ook weggaan?’ Misschien komt deze vraag nu anders binnen dan in ons kortetermijngeheugen als kerk gebruikelijk was. Dat kan aanleiding zijn ons kerk-zijn op het belangrijke aspect van missiologische bewustwording aan te scherpen.
De Jonge geeft vanuit haar onderzoek naar missionaire gemeenschapsvorming aan hoe idealistische en abstracte ideeën over kerk-zijn de praktijk ervan frustreren. Het lijkt erop dat een ‘hyper-protestantse’ opvatting over geloof en heil realistische en zinvolle gemeenschapsvorming in de weg kan staan. Ook hier blijkt het begrip ‘ruimte’ van groot belang: neem de tijd om te luisteren naar het echte leven van zoekende gelovigen.

 

Handelingsperspectieven

In een afsluitende bijdrage zet ik deze bijdragen in het licht van de vraag welke zinvolle handelingsmogelijkheden er praktisch-theologisch zouden kunnen zijn voor kerken rondom kerkverlating. De intensiteit en complexiteit van het verschijnsel geven aanleiding om hierin alle snelle en maakbare oplossingen te vermijden, en de spanningen en vragen te laten bestaan. Dat vraagt dan echter wel om ruimte en tijd om deze spanning uit te houden, en daarvoor wijs ik allereerst naar de liturgie. Niet omdat een viering of kerkdienst het enige is dat geloofsontwikkeling, spirituele betrokkenheid of gemeenschapsvorming levend houdt – de praktijk bewijst regelmatig het tegendeel. Voor veel gelovigen blijken de ‘pelgrimages’ naar christelijke festivals en conferenties, het wereldwijde web (internet), kleine groepen, en betekenisvolle relaties buiten en los van de kerk van groot belang. Toch geeft het onderzoek van Ruth Perrin dat ik in deze afsluiting naar voren breng, nadrukkelijk een bevestiging van de constatering door het Sociaal Cultureel Planbureau uit 2018: waar de kerk als vierende gemeenschap uit het zicht verdwijnt, zullen private religieuze praktijken na verloop van tijd onder druk komen te staan.

 

Hans (dr. J.H.F.) Schaeffer is hoogleraar Praktische Theologie aan de Theologische Universiteit Kampen
en vice-director van het Center for Church and Mission in the West (churchandmission.nl).