Klem tussen kerk en zorg? - Inleiding Handelingen 2018/1 - Hans Schilderman
Pastoraat lijkt klem te zitten tussen kerk en zorg. Hans Schilderman schetst de ambivalentie en poogt de vraag of er een uitweg is uit dit dilemma te beantwoorden in een drietal stellingen, met het doel om in het kader van de overige bijdragen in deze editie van Handelingen bij te dragen tot discussie over het vak.
Pastorale zorg is de zorg die een pastor kerkelijk verleent met het oog op een spiritueel doel. Deze bevattelijke definitie heeft oude papieren. Dat blijkt al in de pastorale metafoor van de herder die ‘hoedende’ taken verricht als bescherming, voeding en leiding. Dergelijke bijbels belegde beelden beklemtonen zaken als spirituele bemoediging, troost en vermaning in het dagelijks leven, in de context van de levensgebeurtenissen die mensen overkomen of waarmee ze worstelen. Maar tegelijkertijd bevat het traditionele beeld van de herder ook ambtelijke connotaties van leiderschap en een daarmee impliciet gegeven onderscheid naar kwaliteit van geloven, namelijk zij die daarin voorgaan en zij die daarin geleid moeten worden.
(Leestijd: 7 - 14 minuten)
De vergelijkbare term ‘zielzorg’ (cura animarum) verwijst in dat verband, onder katholieken reeds vanaf de middeleeuwen, behalve naar persoonlijke begeleidingstaken, ook naar kerkelijke bevoegdheden tot sacramentsbediening in een geografisch bepaald gebied. Voor protestantse kerken staat bij dergelijke ambtelijke zielzorg eerder het ‘kerygma’ centraal, dat wil zeggen de verkondiging en prediking. Dit kan zijn ter ondersteuning en bemoediging van de lokale gemeente, dan wel in de vorm van evangelisatie of apostolaat, waarbij de klemtoon eerder ligt op het verbreiden van het geloof. In meer evangelisch perspectief kan pastoraat opgevat worden als heling, waarbij een predikant daadwerkelijk lichamelijk genezend dienstwerk namens Jezus Christus verricht. Of in nog andere bewoordingen, zoals die van Bonhoeffer: geestelijke zorg is per definitie de zorg die God zelf betoont. Hoe dan ook, wie pastorale zorg in kerkelijke zin opvat, krijgt nu eenmaal te maken met een confessioneel indelingsbeginsel, waarin wezenlijke verschillen bestaan zowel in het kerkelijke aanbod – laten we zeggen de ingezette heilsmiddelen – als in de religieuze interpretatie van de veronderstelde en beoogde werking ervan. Zo is pastorale zorg niet zomaar zorg voor de ander, maar altijd ook zorg namens een kerk en met het oog op de orthodoxie van haar confessie.
Helpende relatie
Veel praktisch theologen kennen uit hun opleiding de karakterisering van pastorale zorg, zoals William Clebsch en Charles Jaeckle die in een historisch artikel beschrijven in termen van pastorale kerntaken als: helen (healing), bijstaan (sustaining), begeleiden (guiding) en verzoenen (reconciling) (Clebsch & Jaeckle 1967; Heitink 2005). Het zijn termen die het pastoraat bevattelijk omschrijven, maar die tevens de vraag oproepen wat de taken praktisch van elkaar onderscheidt en in hoeverre de actoren in die praktijk daarbij zelf voldoende in beeld komen. Niet alleen blijft onduidelijk welke verschillende methoden een pastor daadwerkelijk inzet, ook het onderliggende geestelijke proces bij de pastorant is er nog niet mee aangeduid: wat wordt er eigenlijk geheeld, begeleid, bijgestaan of verzoend? Bovendien, waaraan meten we af wat het resultaat van dergelijke pastorale taken en activiteiten eigenlijk is? Gaat het daadwerkelijk om de werkzaamheid van pastoraal optreden of staat uiteindelijk toch vooral de normatieve intentie, respectievelijk de theologische opdracht centraal? Dergelijke vragen werden indirect eigenlijk al gesteld in de holistische visie van Howard Clinebell, die in de jaren zestig de pastorale zorg van haar exclusief kerkelijke context bevrijdde door de pastorale gespreksvoering in gesprek te brengen met therapeutische zorg (Clinebell 1984). Sindsdien verschenen diverse studies waarin pastorale en klinische zorg – vooral ook gevoed door inzichten uit de Klinisch Pastorale Vorming – op elkaar betrokken werden, zodat ze in het kader van geïntegreerde concepties van zorg begrepen konden worden. Zo legde Gerben Heitink de volgende definitie ten grondslag aan zijn proefschrift Pastoraat als hulpverlening: ‘Onder pastoraat als hulpverlening verstaan wij, dat een pastor een helpende relatie aangaat met mensen om – in het licht van het Evangelie en in verbondenheid met de gemeente van Christus – met hen een weg te zoeken in geloofs- en levensvragen’ (Heitink 1977). En in een veelgelezen vervolgstudie ontwikkelde hij deze opvatting behalve in theologische zin, door de individuele zorg voor pastoranten te plaatsen in de context van de sociale en professionele differentiatie van de hulpverlening (Heitink 2005). Ten slotte wordt in een wederom veel gehanteerd handboek door Ruard Ganzevoort en Jan Visser het pastoraat eenvoudigweg omschreven als ‘zorg voor het verhaal van mensen in relatie tot het verhaal van God’ (Ganzevoort & Visser 2007). De auteurs onderscheiden daarbij weer diverse modellen van pastoraat, die ze vervolgens betrekken op kernthema’s in de zelfbeleving van mensen, en in het bijzonder hoe mensen die ervaringen verhalend vormgeven.
Kerkelijk divergent
Dergelijke invloedrijke studies hebben de begripsvorming van pastoraat in Nederland onder pastores ongetwijfeld in hoge mate bepaald. Het is echter de vraag of daarmee ook de conclusie getrokken kan worden dat er nu een maatschappelijk transparant en publiek herkenbaar beeld bestaat van de steun en hulp die pastores bieden, respectievelijk van de zorg die pastoranten kunnen verwachten. Enerzijds wordt het feitelijke aanbod nog steeds in ambtelijke termen omschreven en is daarmee kerkelijk divergent. Dat blijkt bijvoorbeeld in de historisch en dogmatisch uiteenlopende omschrijving van sacramenten en kerygma in de verschillende tradities van kerkelijke bediening en in het naast elkaar bestaan van confessioneel uiteenlopende ambtsopleidingen voor een qua omvang uiteindelijk zeer bescheiden beroepsgroep. Kerkelijke divergentie blijkt eveneens in de geestelijke verzorging waarin althans tot voor kort felle discussies over ambtsopvatting en kerkelijke zending werden gevoerd, terwijl de pastorale zorg in de arbeidsverdeling en taakvervulling binnen zorginstellingen feitelijk nauwelijks meer kerkelijk onderscheidend is.
Narratieve termen
Anderzijds verandert ook de vraag naar pastoraat. Allereerst loopt die terug vanwege de gestaag voortgaande ontkerkelijking en de daarmee gepaard gaande vervaging van pastorale rolverwachtingen. Ook verschuift de pastorale nomenclatuur van kerkelijke en bijbels belegde termen waarin die vraag volkskerkelijk nog begrepen werd, naar narratieve en eerder seculiere termen als levensverhaal, zingeving en spiritualiteit. Terwijl dit mogelijk aansprekende gemeenplaatsen kunnen zijn voor een geseculariseerde clientèle, blijkt het keer op keer moeilijk om dergelijke termen en de daaronder mogelijk schuilgaande hulpvragen valide af te stemmen op de zorgarrangementen in de professionele hulpverlening. Volgens sommigen hoeft dat ook niet, en is dat ook expliciet niet de bedoeling. Pastoraat is in die visie slechts bedoeld voor leden van de eigen kerkelijke groep en dient dan ook ingezet te worden met het oog op de ontwikkeling van de eigen overtuigingen van die groep. Weliswaar is dat een legitieme opvatting, maar het wordt al moeilijk indien daaropvolgend ook diaconale hulp verleend wordt en men direct weer in het vaarwater van publieke zorg terecht komt.
Is er een uitweg?
Samenvattend luidt de vraag dus: indien het pastoraat inderdaad klem zit tussen kerk en zorg, welke weg voert er dan uit dit dilemma? Ik zal deze vraag pogen te beantwoorden in een drietal stellingen met het doel om in het kader van de overige bijdragen in deze editie van Handelingen bij te dragen tot discussie over het vak.
Deze website gebruikt cookies. Door op de OK-knop te klikken gaat u daarmee akkoord. Als u op de Weigeren-knop klikt kunt verder zonder cookies. Klik op Meer informatie voor onze privacyverklaring