Over bibliodrama, hoewel al decennia een constante factor in de levensbeschouwelijke praxis en theologische reflectie, is niet veel geschreven in Nederland. Dit nummer van Handelingen beoogt een stand van zaken te geven van de huidige situatie, maar neemt daarin in het bijzonder mee de ontwikkelingen van de laatste jaren op het gebied van doelgroep- en contextdifferentiatie, alsmede de betekenis van hermeneutisch-narratieve en semiotische theorievorming voor deze werkwijze.
Er is meer bewustwording gekomen van het feit dat bibliodrama wel in heel verschillende contexten wordt gebruikt: in diverse vormen van pastoraal werk, van gemeente en parochie tot categoriaal pastoraat, maar ook in opleidingscontext en op scholen, bij de godsdienstige vorming van kinderen en jongeren. Dat roept vragen op naar het verschil in doelstelling, maar ook naar verschil in methodiek.
Dat laatste sluit aan op een tweede ontwikkeling die we signaleren: de aandacht voor verschillende doelgroepen en daarmee bedoelen we dan met name verschillende leeftijdsgroepen. Maakt het voor de wijze waarop bibliodrama wordt ingezet uit, of je te maken hebt met kinderen of jongeren, met volwassenen of met ouderen?
Een derde ontwikkeling die meer en meer in beeld komt is het gebruik van bibliodrama in een multireligieuze speelgroep. Wat gebeurt er wanneer mensen van verschillende religieuze achtergrond met elkaar aan het spelen gaan rondom een verhaal uit één van de geloofstradities?
Een vierde ontwikkeling is voortgaande theorievorming. Er is in de laatste decennia veel aandacht gekomen voor semiotische, maar met name ook voor narratief-hermeneutische theorievorming. Wat dragen dergelijke theorieën bij aan het verstaan van de werking van bibliodrama?
De centrale vraag die we aan een keur van auteurs hebben voorgelegd luidde: ‘Hoe draagt bibliodrama bij aan de persoonlijke levensoriëntatie van verschillende leeftijdsgroepen in verschillende contexten?’ Daarnaast hebben we per auteur gevraagd om op één of meerdere aspecten van zojuist genoemde ontwikkelingen in te gaan. Alle auteurs hebben, of vanuit de praktijk in uiteenlopende contexten, of vanuit wetenschappelijke reflectie naar antwoorden gezocht op deze vraag.

Drie stromingen

Alvorens we ingaan op het bijzondere van iedere bijdrage, geven we eerst een overzicht van wat op dit moment gangbaar is aan methodische benaderingen van bibliodrama. Hierin zijn, ook internationaal, de volgende drie stromingen te onderscheiden.

*   Bibliodrama als psychodrama: gericht op integrale persoonsvorming.

Deze, op de persoonsontwikkeling gerichte, werkwijze is in Nederland ontwikkeld door Jan Lap en Marjorie Lap-Streur, en heeft vorm gekregen binnen het zogenaamde Deanhuis-model. Met de hulp van een director en een co-director en ondersteund door groepsleden exploreert een deelnemer (protagonist) situaties, rollen en relaties. De persoon die centraal staat in een sessie wordt aangemoedigd om in een interview en via belevingen in diverse rollen na te denken over het ingebrachte thema, het te doorzien en te experimenteren met nieuwe dimensies. In bibliodrama als psychodrama kiezen deelnemers vanuit hun herinnering een bijbeltekst. Met die herinnerde tekst wordt gewerkt. In de gespreksronde na de actie worden de opgedane belevingen en de opgeroepen levenservaringen van andere deelnemers aangereikt aan de hoofdpersoon van de avond. Na de uitwisseling wordt de betreffende bijbeltekst gelezen.

*   Bibliodrama als pastoraat: gericht op de opbouw van een religieuze gemeenschap.

Deze benadering is ontwikkeld door Herman Andriessen, Nico Derksen en Maria Nolet. Zij omschrijven het ook wel als ‘geloofsontmoeting-in-beweging’. Het gaat om de ontmoeting tussen een voorgegeven geloofsverhaal en het vertelde levensverhaal van mensen. Zo komt er een geloofsbeweging tot stand, die wordt opgeroepen door ervaringen die deelnemers aan zichzelf en aan elkaar opdoen. Als mensen zich eerlijk toeleggen op het verstaan van de Schriften en op het verstaan van hun eigen leven, is het geheim Gods in hen werkzaam. In de ontmoeting ontstaan dan nieuwe betekenissen op het kruispunt van geloofsverhaal en levensverhaal. Het eigen verhaal zoals het echt is, kan in bibliodrama voor iemand een werkelijke verandering teweegbrengen. Door het spel wordt het verhaal in een bredere context geplaatst. Van het bijbelverhaal gaat een duidelijke werking uit: hetzij corrigerend, hetzij stimulerend. In ieder spel wordt zo een nieuwe werkelijkheid vormgegeven.

*   Bibliodrama als zingeving: als een existentiële en spirituele zoektocht naar zingeving.

Deze benadering is ontwikkeld door Cilia Hogerzeil en Bas van den Berg. De ingang tot deze vorm van bibliodrama is het lichaam met zijn fysieke en zintuigelijke mogelijkheden. Het eigene is het drama als rollenspel en dynamiek, waarbij er veel aandacht is voor rol-inleving, rol-opname en rol-overname. Het spel ontstaat vooral door verschillende vormen van interactie tussen de rollen. De acties worden vormgegeven vanuit improvisatie en enscenering na een zorgvuldige rol-inleving. Dit maakt deze wijze van bibliodrama beweeglijk, speels en dramatisch. Via een rol kan een deelnemer de zoektocht aangaan naar zijn of haar verhouding tot een plek in een religieus verhaal. Dit gebeurt in samen- en tegenspel met groepsleden die nieuwe betekenissen blootleggen door hun interacties. ‘Bibliodrama als zingeving’ opent voor iedere deelnemer een speelruimte, een denkruimte en een spreekruimte om te verwoorden en te verbeelden hoe hij of zij in het leven staat en wat hem daarin ten diepste beweegt. Overgeleverde religieuze verhalen worden daarin beschouwd als dragers van wijsheid en inzicht die ook mensen van nu oriëntatie kunnen bieden. Het gespeelde verhaal wordt in ieder bibliodrama aan het begin en aan het einde gelezen.
De twee laatste stromingen zijn nu verenigd in het nieuwe Centrum voor Bibliodrama.

Drie praktijkberichten

Zoals gezegd laten we in dit nummer iets zien van de variëteit in contexten waarbinnen bibliodrama beoefend wordt. Daarnaast laten we ook zien op welke doelgroepen bibliodrama zich in de huidige samenleving richt.
In het eerste praktijkbericht laat Jes Bouwen ons op ontroerende wijze getuige zijn van jongeren op een middelbare school, die als de sfeer veilig is op zoek durven gaan naar geloof in het en hun leven. Bouwen voelt heel goed aan welke vormen de leerlingen echt uitnodigen iets te doen en te zeggen wat ze op een andere plek niet doen en uiten. Ze ontdekken symbooltaal, taal die expressie wil zijn van wat er omgaat in hun ziel.
Trudy Struijs laat op indringende wijze zien hoe in de context van een KPV-opleiding bibliodrama deelnemers confronteert met ervaringslagen in het verhaal en in hun leven, dimensies die werkelijk tot nadenken stemmen. Door rolconfrontaties gaan hun ogen open voor een niet opgemerkt personage in het verhaal. Een flitsend gebrachte boodschap van een engel komt niet binnen bij een hoofdrolspeler in het verhaal. Bij alle deelnemers kruipt in het bibliodrama het verhaal onder de huid, en worden er lastige vragen gesteld, vragen die niet zomaar worden opgelost.
Aart Verburg neemt ons in het derde praktijkbericht mee in het spannende proces van bibliodrama spelen in een gemengde groep van beginners en gevorderden. In zijn beschrijving van het werken met een heftig verhaal als van Tamar en Juda (Genesis 38) valt op hoe belangrijk het is recht te doen aan uiteenlopende ervaringen van iedere deelnemer en ook hoe onmisbaar een goede ontrolling is.
Op de drie praktijkberichten uit de tweede en derde stroming, reageren Jan Lap en Marjorie Lap-Streur met hun collegiale en methodische reflecties. Hun waarnemingen zijn scherp, geestig en puntig. Onder een drietal kopjes: ‘groep’, ‘inspiratie’ en ‘actie-driehoek’ worden de drie praktijkberichten geanalyseerd en gepeild op creatieve krachten die bibliodrama in mensen losmaakt. Een energie om anders naar zichzelf, naar elkaar en naar een zinrijk verhaal te leren kijken en luisteren.

Dialoog en (her)oriëntatie

Bibliodrama roept wellicht de gedachte aan een binnen-christelijk gebeuren op met voorbijgaan aan het pluraal-religieuze klimaat van onze huidige samenleving. Jean Agten laat in zijn artikel met twee brandpunten zien hoe bibliodrama als werk- en denkwijze bijdraagt aan de interreligieuze dialoog, maar ook aan spirituele (her)oriëntatie ten aanzien van de eigen traditie. Juist waar mensen van verschillende tradities elkaar ontmoeten en samen spelen wordt bibliodrama tot levende ervaring. Het andere brandpunt in zijn verhaal is het spelen met verschillende leeftijdsgroepen. Iedere leeftijd vraagt een eigen invulling van de werkwijze, zodat spelimpulsen vanuit een religieus bronverhaal zo nauw mogelijk aansluiten bij en appelleren aan bestaansvragen die iedere leeftijdsgroep op eigen wijze stelt. Agten blijkt een grote sensitiviteit te hebben voor het krachtig op elkaar betrekken van levensverhalen en bronnen van zin.

Recente theorievorming

Op onze vraag naar recente theorievorming, toegepast op bibliodrama, belichten Thijs Tromp en Willem Marie Speelman ieder vanuit een eigen, respectievelijk hermeneutisch-narratief en semiotisch, perspectief hoe in een bibliodrama een speler in een lijfelijke ervaring in aanraking komt met het mysterie van God, mens en wereld en hoe dat theologisch en existentieel-ethisch te waarderen is.
Tromp doordenkt in zijn artikel de implicaties van twee kernbegrippen in relatie tot bibliodrama: spel en verhaal. Door spel verkennen we een versie van onszelf waarnaar we nieuwsgierig zijn, zo formuleert hij. In gesprek met de filosoof Paul Ricoeur maakt de auteur duidelijk dat de menselijke ‘in verhalen gevatte identiteit’ gekenmerkt wordt door ontwikkeling, voorlopigheid en openheid naar de toekomst. Kernbegrippen hierbij zijn het ipse (ik) en het idem (zelf) in hun onderlinge spanning en de bekende drieslag prefiguratie, configuratie en refiguratie. In de laatste paragraaf van zijn artikel betrekt Tromp de zoektocht van deelnemers in een bibliodrama naar zin, op het zichtbaar worden van patronen in hun spel van het verbeelde en vertelde verhaal van God met Israël en van God in Jezus met de wereld van de volkeren, kortom met het krachtenveld van Gods werkzame Geest in de wereld. Op deze manier zijn bijbelverhalen ook te lezen en te interpreteren als metaforische en symbolische verhalen, die in hun metaforische en symbolische gestalte in staat zijn spelers met een uiteenlopende spiritualiteit, levensoriëntatie en zin te bieden.
Speelman benadert het mysterie van religie op een semiotische wijze. Hij voert vier ‘transformaties’ van de werkelijkheid in: waarheid, leugen, illusie en mysterie en geeft aan dat deze onder te brengen zijn in vier terreinen van waarheid: het dagelijkse leven (waarin voor waar wordt gehouden), de wetenschap (waarin iets als leugen wordt ontmaskerd), de vertelkunst (waarin tot de verbeelding gesproken wordt) en de liturgie (waarin het mysterie geëerbiedigd wordt). Aan de hand van een verhaal uit Jezus’ leven laat hij zien dat vanuit dit viervoudig perspectief op de werkelijkheid het mysterie in het verhaal tot leven kan komen in de lijfelijke ervaring van de deelnemers. Het gegeven dat de ene evangelist het verhaal van het wandelen over het meer anders vertelt dan de ander is geen bewijs dat een van beide onwaarheid spreekt, maar onthult dat de waarheid van het verhaal tegelijkertijd historisch en symbolisch is. De ervaring van het mysterie in bibliodrama maakt duidelijk dat spelers nu zich met het mysterie kunnen verbinden door lijfelijke inleving. Daardoor wordt het mysterie kenbaar en ervaarbaar voor hen in het spel. Volgens Speelman is bibliodrama geen theater, maar liturgie; niet alleen een werk-, denk- en spreekwijze, maar ook een speel- en zangwijze. Bibliodrama is levende ervaring die aan mensen gebeurt.
In een kort bericht geeft Bas van den Berg een overzicht van wat er op het gebied van bibliodrama ‘over de grenzen’ van ons land gebeurt en zich aan het ontwikkelen is. Lezers krijgen een inkijkje in praktijken in onder andere Duitsland, Zwitserland, Zweden, België en Hongarije.
Tot slot van dit themanummer komt in onze vaste rubriek ‘interview met een hoogleraar’ professor dr. Kati Röttger, hoogleraar Theaterwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, voor het voetlicht. Zij doet historisch onderzoek naar spektakeltheater in de negentiende eeuw; daarnaast onderzoekt zij hedendaagse verschijningsvormen van theater die door veranderende wereldbeelden in relatie met globalisatie tot stand komen. Bijzonder in dit interview is dat zij vanuit haar discipline haar visie geeft op de werkzaamheid van bibliodrama.

Meer onderzoek

Het geheel aan artikelen overziend, wordt duidelijk dat de praktijk van bibliodrama levendig is en de theoretische reflectie groeiend. Vanuit de praktijkberichten is het zeer voorstelbaar dat bibliodrama bijdraagt aan de levensoriëntatie van mensen. Zowel op cognitief als affectief gebied zien we dat mensen geraakt worden. Het spelen met elkaar voegt kennis toe die bevestigend, maar ook corrigerend kan werken en geïntegreerd kan worden in de eigen levensovertuiging of spiritualiteit. De berichten en casuïstiek maken tevens duidelijk dat het spelen van verhalen uit de religieuze traditie ook op existentieel niveau verandering teweeg brengt. De theoretische bijdragen vormen een verondersteld theoretisch kader voor de werkzaamheid van bibliodrama ten aanzien van levensoriëntatie.
Tegelijk moeten we constateren dat we een positief beantwoorden van de vraagstelling van dit nummer alleen kunnen onderbouwen met praktijkberichten en beschrijvingen daarvan en een theoretisch kader dat de werkzaamheid van bibliodrama voorstelbaar maakt. Wat ontbreekt, ook Tromp wijst daarop, is het ontbreken van empirisch (effect)onderzoek.
Uit ‘aanpalend werkterrein’, dat van het psychodrama, is daarover wel meer bekend, maar de specifieke dimensie van religieus zelfverstaan en zingeving, eigen aan bibliodrama, maakt een directe overzetting van resultaten niet eenvoudig.
Daarom zou, voor de toekomst, de drieslag van praktijk, onderzoek en voortgaande theorievorming helpend zijn in de verdere ontwikkeling van het ‘spelend verstaan’ als weg naar levensoriëntatie. We kijken daar naar uit!


Bas (dr. B.W.P.) van den Berg is narratief theoloog, religiewetenschapper en verhalenverteller; lector dynamische identiteitsontwikkeling bij de Marnix Academie; docent Jodendom bij Stichting Pardes en docent spel en drama bij Stichting De 7evende Hemel.

Theo (drs. T.T.) van Leeuwen is docent en onderzoeker bij de opleidingen Theologie van de Hogeschool Windesheim en de Protestantse Theologische Universiteit en supervisor Klinische Pastorale Vorming (KPV) en Landelijke Vereniging voor Supervisie en Coaching (LVSC).